Vinkhuizen revisited

Groningen

Jaar2017

TypeRenovatie rijwoningen

OpdrachtgeverNijhuis Bouw, in een aanbesteding voor woningcorporatie De Huismeesters

NAOORLOGSE KWALITEIT


Download Vinkhuizen Revisited

 
Het naoorlogse woningbestand komt er tegenwoordig bekaaid vanaf. En dat terwijl dit typisch Nederlandse wederopbouwwonder toch de toon zette voor de wereldwijd gewaardeerde ontwerpcultuur die ons land in de tweede helft van de twintigste eeuw heeft gekenmerkt. De enorme schaal en precisie waarmee de woningbouwopgave na de oorlog werd aangepakt, maakt de huidige paniek rondom de versterkingsoperatie in het aardbevingengebied wat ongepast.

De naoorlogse opgave is zo overtuigend aangepakt, dat Nederland binnen tweeëneenhalve decennia compleet van gedaante veranderde. Voor Groningen was Vinkhuizen het sluitstuk van deze enorme bouwwoede, een wijk waarvan men altijd grapt dat deze in twee weken is ontworpen en vervolgens in twee weken is gebouwd.

En eerlijk is eerlijk, niet alle wederopbouwarchitectuur is een krachtige vertaling van de naoorlogse ontwerpideeën. Zeker de late naoorlogse wijken, vanaf de jaren na 1960, vertonen een grote mate van standaardisatie en zijn vaak sober en goedkoop gebouwd. Maar het gemak waarmee we de stempels door project- en seriematige woningbouw hebben vervangen, waarvan de meeste de kwaliteit van de oorspronkelijke architectuur nauwelijks overstijgt, is misschien wel een ietwat overtrokken reactie geweest.

Ook hiervan is Vinkhuizen helaas in Groningen het beste voorbeeld. Zonder enig stedenbouwkundig en ruimtelijk verband van ingrepen, geeft dit de wijk inmiddels een wat rommelige en onsamenhangende uitstraling. We kunnen betwijfelen of de gevoerde principes van de wijkvernieuwing de levensduur en originele opzet van de wijk zullen overleven. Erg aannemelijk is dat niet.

Gelukkig worden er in de huidige stempels aan de zuidzijde van Vinkhuizen pogingen ondernomen om de bestaande architectuur nieuw leven in te blazen. Met de bescheiden no nonsense architectuur van na de oorlog kan dat natuurlijk prima. Op basis van de kwaliteit en kenmerken van de bestaande woningbouw zijn mogelijkheden tot herontwerp onderzocht.

In tegenstelling tot de gedifferentieerde opbouw van de vroege naoorlogse stempels bestaan die in het zuiden van de wijk  bijna volledig uit eensgezins-rijwoningen, stroken van meestal acht, soms zes woningen. De seriematige opzet van de onder grote tijds- en gelddruk gebouwde woningen is daardoor extra sterk.

De stedenbouwkundige opzet van de stempels lijkt haast vooruit te lopen op de woonerfwijken van de volgende generatie, aangezien vier dubbele rijen in een soort ‘swastika-achtige’ structuur rondom een klein plein zijn georganiseerd, dat op sommige plaatsen later tot een autovrij ‘erf’ is gemaakt.

Dit maakt de stempels tot een mooie ruimtelijke verbeelding van het voortschrijdende gedachtengoed over de ontwikkeling van de naoorlogse wijk. Zelfs de architectuur is dusdanig sober dat het een inspiratie lijkt te zijn geweest voor de anonieme structuren van de woonerven uit de jaren na 1970.

Wat zijn de mogelijkheden van deze rijen in deze stedenbouwkundige situering? Dat de bestaande architectuur echt sober is, blijkt uit de vlakke gevels, waaruit zelfs de typisch naoorlogse gevelcomposities zijn verdwenen. Het spel van metselwerk-schijven en pui-vullingen ontbreekt hier, verticale zowel als horizontale geleding is er nauwelijks.

De voor- en achtergevels zijn praktisch identiek, de kopgevels zo gesloten mogelijk. De steen is zandgeel of rood, de afwerking en detaillering bescheiden. De stroken zijn doelmatig, terughoudend, het materiaalgebruik is ongekunsteld, de vensters zijn groot. De rijen met de rode steen zijn onderdeel van ‘gerenoveerde’ maar eigenlijk door midden gehakte stempels, met letterlijk gehalveerde portiekflats en nieuwbouw van ‘twee-, drie en vier-onder-een-kappers’ die onmiskenbaar in de verkeerde wijk terecht is gekomen.

Eerdere ‘opknapbeurten’ van de corporaties hebben van de rijwoningen een bont gezelschap gemaakt, waarvan we ons oprecht kunnen afvragen wie of wat daarvan beter is geworden. De architectuur is het in elk geval niet.

Feitelijk vertegenwoordigen deze rijwoningen een soort geabstraheerde, definitieve versie van het typisch naoorlogse rijtjeshuis, een soort ‘kapot ontworpen’ icoon, als finale van de wijkgedachte. Dit is het archetype geworden, dat alle naoorlogse rijwoningen verbindt; ‘de ideeënleer’ van Plato zichtbaar gemaakt, de basisvorm waarvan het gehele, rijke naoorlogse oeuvre de schaduw in de grot vormt.

Beogen we deze blokken van nieuw elan te voorzien, dan moeten we kritische keuzes maken. Door de beperkte middelen voor renovatie moeten we ontwerpmiddelen weloverwogen inzetten, willen we van deze ‘ideeënwerkelijkheid’ weer aansprekende architectuur maken. De ontwerpstrategie bestaat daarom uit gerichte aandacht voor enkele ingrepen, naast een bescheiden aanpak en terughoudende basis.

De eenvoud van de bestaande architectuur wordt ondersteund door het ritme van de schoorstenen, de cadans van de puien, de helderheid van de gevels en de doorlopende lijn van het dakvlak. Omdat de stroken op het hoogtepunt van de naoorlogse bouwwoede zijn gerealiseerd, is de architectuur wat monotoner en kariger dan de gemiddelde naoorlogse bebouwing. Er is daarom geprobeerd om de belangrijkste kenmerken, hoe eenvoudig en sober ze ook zijn uitgevoerd, voor de verbetering als uitgangspunt te nemen.

Wat opvalt in de wijk is dat, mede door de sobere uitvoering zowel als de schaal waarop de rijwoningen in de stempels zijn toegepast, de eenheid van de stroken als geheel nadrukkelijk de compositie bepaalt, haast ten koste van de individuele woning. Het metselwerk is eender en de schaal waarop de stroken zijn toegepast zorgt voor een vlakke, harde beleving van de stedenbouwkundige ruimte. 

Hoe kunnen we met een hele specifieke ingreep de optelsom van werkzaamheden overtreffen, het simpel vervangen van kozijnen en deuren overstijgen en de kwaliteit van de woningen op het niveau van de stroken en dus van de stempels daadwerkelijk verbeteren?

Het antwoord op deze vraag is eenvoudig en doeltreffend: we richten onze aandacht op de ingreep met de meeste invloed: het voegwerk en metselwerk. We reinigen het metselwerk en gaan er op verschillende manieren mee om. De gevels worden opnieuw gevoegd, maar we gebruiken twee kleuren voegen, waarmee een subtiele variatie in uitstraling ontstaat en de stroken als geheel (en daarmee de stempels) een levendiger en rijker aanzien krijgen.

De overige ingrepen volgen deze ontwerp-keuze, de kozijnen worden vereenvoudigd en tot een goed doordachte vorm teruggebracht. Ze krijgen een rustige ondersteunende kleur, die de vlakverdeling begeleidt van het in twee kleuren uitgevoerde voegwerk en het zo ontstane gevelpatroon. De bestaande lijnen in de gevel, dilataties en hemelwaterafvoeren worden gebruikt om de lange stroken in beter te behappen maar tegelijkertijd willekeurig te organiseren eenheden te verdelen.

De enorme schaal waarop de rijwoningen zijn toegepast wordt zo doorbroken, de relatie tussen de stedenbouwkundige structuur en de invulling wat verfijnd. Op wijkniveau past de ingreep daarmee in de verdere differentiatie van de stedelijke ontwikkeling, zonder de oorspronkelijke naoorlogse, typisch Nederlandse ontwerptraditie te verloochenen.