De Deur in Huisbezoek

Jaar2000-2016

TypeExcursie (Kopenhagen, Wenen, Berlijn, Londen, Zürich, Hamburg, Madrid, Praag, Oslo, Tallinn, Helsinki, Venetië, Bremen, Stavanger, Marseille, Parijs, Leipzig, Brussel, Gdansk)

OpdrachtgeverRijksuniversiteit Groningen, studievereniging Meander, Maatschap De Zolder, pvanb architecten, Bureau Ritsema, MD Landschapsarchitecten, Welstandscommissie Groningen, Gemeente Groningen

De vlucht die het moderne en, later, digitale verkeer heeft genomen, lijkt het idee dat de wereld ‘kleiner’ is geworden in de hand te werken. Dankzij fijnmazig vertakte (openbaar) vervoersnetwerken zijn steden wereldwijd gemakkelijk bereikbaar, het verkeer van personen en goederen tussen landen is flink toegankelijker geworden en de luchtvaart heeft elk continent binnen de reistijd van een dag geplaatst. Deze tastbare verbinding met de rest van de wereld, de snelheid waarmee afstanden kunnen worden overbrugd en de toegankelijkheid van informatie over plekken wereldwijd, versterken wellicht het gevoel dat alles ‘dichtbij’ is, dat de wereld binnen handbereik ligt. Maar in werkelijkheid is onze wereld daarmee natuurlijk niet kleiner, maar juist veel groter geworden. De zichtbaarheid en beleving van ‘onze’ wereld, het deel dat we bereizen en ervaren, is letterlijk en figuurlijk gegroeid. De ontwikkeling van het moderne verkeer, de toegankelijkheid van het reizen en uiteindelijk de alomtegenwoordigheid van de digitale snelweg hebben de wereld niet ‘verkleind’, maar structureel vergroot.

Dat onze wereld groter is geworden, heeft ons vakgebied, de kennis en expertise die de ontwerpcultuur vertegenwoordigt, enorm verrijkt. De Grand Tour is niet meer voorbehouden aan de elite: we kunnen doorgaans, relatief eenvoudig, de hoogte-, maar ook dieptepunten uit de geschiedenis van architectuur en stedenbouw op locatie bestuderen. En hoewel digitalisering, street view en ‘virtual reality’ daadwerkelijk bezoek ter plaatse overbodig trachten te maken, blijft de bestudering van onze bebouwde omgeving, de context waarbinnen we ons werk uitvoeren, onverminderd van belang. Modieuze netwerk-, space of flows– en –second life-verschijnselen hebben ons in de afgelopen decennia willen doen geloven dat juist de betekenis van verbindingen en bewegingen tussen plekken toeneemt, maar onderwijl blijft de stad en de bestudering van de architectuur van de stad met een omgekeerde evenredigheid aan populariteit en relevantie winnen. De beschikbaarheid van informatiestromen in onze ‘kenniseconomie’ ten spijt: wat onze bebouwde omgeving is, wat architectuur kortom is, wordt, meer dan wat ook, bepaald door waar het is en wanneer.

Om te voorkomen dat we het architectonisch en stedenbouwkundig wiel telkens opnieuw moeten uitvinden, behoort de permanente studie van onze bebouwde omgeving tot een van de grondslagen van onze ontwerphouding. In de afgelopen decennia zijn in verschillende samenwerkingsverbanden voor uiteenlopende doelgroepen en een breed scala aan Westeuropese steden studiereizen georganiseerd, inhoudelijk voorbereid en geleid. Het uitgangspunt voor deze excursies was steeds de nauwe relatie tussen de stedelijke ontwikkeling en architectuur, waarbij de continuïteit van de morfologische stadsstructuur vaak als dankbare context voor de presentatie van architectonische ontwikkelingen is gehanteerd. Binnen een relatieve korte tijdspanne van vier tot vijf dagen is een zo compleet mogelijke schets van de stedelijke ontwikkeling gegeven, waarbij achtereenvolgens de middeleeuwse stad tot en met de moderne era, de geïndustrialiseerde stad en het ontstaan van de stedenbouw, de schaalsprong van de vooroorlogse en vroeg-naoorlogse uitbreidingen, alsmede de stedelijke ontwikkeling van de laatste decennia aan de orde zijn gekomen.